OOK IK
Ineens ben je de klos, iets wat je niet verwacht, natuurlijk
niet. Je hoort verhalen en het gebeurt in de familie, maar jij, nee… daar
prakkiseer je toch niet over, dat overkomt alleen anderen. En dan blijkt ineens
dat je net zo kwetsbaar bent als iedereen. Anders ging je om de zoveel tijd op
bezoek, blij dat je er ook zo weer uit kon lopen, en nu komen ze bij jou, daar
lig je dan, letterlijk en figuurlijk lijdend onderwerp.
Ik heb een hartinfarct gehad. Je voelt het, je weet het, je
verdringt het.
Goh, ik heb het benauwd, wat een rot gevoel, maar dat zakt
wel weer, zoals altijd, niet zeuren, een pijntje, zeker verkeerd gegeten, of
teveel!
Het zakte, inderdaad, ’s avonds laat was het een beetje
weggeëbd. De volgende dag zeer vermoeid, mijn vrouw ging naar haar dochter in
Hoorn, ik had haar niet verteld van de benauwdheid die avond ervoor,
misplaatste grootdoenerij natuurlijk, want zij zou het niet gepikt hebben,
hetgeen later nog zal blijken.
Ging ’s morgens nog boodschappen doen en kwam doodmoe thuis.
Om toch meer informatie te vinden startte ik de computer op
en zocht de site van de hartstichting.
Daar las ik een artikel die woordelijk mijn situatie
omschreef, met daaronder de waarschuwing “bel uw huisarts!”
Dat advies heb ik toen uiteraard direct gevolgd met als
resultaat binnen de kortste keren een ambulance voor de deur, de broeders
kwamen binnen, onderzochten mij en maakte direct een hartfilmpje. Toen kwam naar mijn idee het ergste, ik moest
mijn vrouw bellen, zeggen wat er aan de hand was. De woorden hartfilmpje maken bleken echter niet zo’n harde impact te
hebben, ze reageerde wel geschrokken maar redelijk nuchter met “ïk kom direct
naar huis!”
Onderweg naar het ziekenhuis kon ik haar een sms-je sturen
dat ze direct door kon rijden en nog geen uurtje later lag ik op de
hartbewaking.
En dan ga je door de molen. Ineens ben je hartpatiënt.
En dat blijf je dan ook voor de rest
van je leven, compleet met dozen pillen en restricties, adviezen en
waarschuwingen.
En hoe vriendelijk en zorgzaam de verpleegsters en doctoren
ook zijn,
je wilt er weer zo snel mogelijk uit. Na vier dagen kon ik
naar huis, te snel, bleek alras, want na een vage klacht van mij was Christien
onverbiddelijk, “hup, naar de spoedeisende hulp” !
Ze hielden mij meteen, en ik ging weer door de molen.
Op de hartbewaking weer in het systeem
opgenomen en na anderhalve dag naar zaal, gesprek met de cardioloog over wat te
doen met als conclusie dat ik gekatheteriseerd zou worden. Een
hartkatheterisatie, die uitmondde in een dotter advies. Daarna ging het in een
sneltreinvaart, binnen twee dagen was ik gerepareerd en thuis. Niet dat het
simpel was, dat dotteren voel je wel degelijk, plaatselijk verdoofd, antwoord
geven op vragen van de chirurg, nee, je ligt daar echt niet voor je lol.
Maar we zijn er weer, 14 dagen later, twee dure
behandelingen en een dagelijkse pillenbatterij verder.
Met de beste verzorgster die ik me maar kan wensen en nazorg
van uit het ziekenhuis gaat het allemaal weer prima lukken.
Wel met een duidelijke waarschuwing, je bent echt niet
anders dan anderen, luister naar je lijf en wees er zuinig op, ik ben tot de
conclusie gekomen dat ik door het oog van de naald ben gekropen en heb
behoorlijk geluk gehad.
Nu dan, rustig aan, en geleidelijk aan de draad weer
oppakken, we hebben nog zoveel plannen en leuke dingen te doen…...
Met dank voor het overweldigende meeleven van zoveel
vrienden en kennissen, hartverwarmend!
Maagproblemen op de hartbewaking
Hartbewaking
ziekenhuis hartzeer naast elkaar.
Gordijnen
voor de privacy, geluid blijft toch gewaar.
Een
oude dame grijs transparant, is duidelijk te horen.
Heeft
naast haar hart, ook kreukels tussen haar oren.
Praat
en verzoekt tot in de nacht, naar kwijtgeraakte spullen,
Verpleegsters
lopen af en aan, geven regelmatig aan,
Dat
alles voor haar is gedaan,
Proberen
tevergeefs haar warrig hoofd met redelijkheid te vullen.
Ze
roept ineens om dringend hulp, haar stoelgang kan niet wachten,
Een
zuster snelt met roltoilet, dit wordt een van die nachten.
Gordijn
weer dicht, geroezemoes, patiënt houd zich niet in
Ze
licht haar kwalen luidkeels toe, tegen ieders zin
Illustratief
geluid verraad haar buikprobleem,
We
horen het gedrag van een verstoord maagdarm systeem.
Slapen
is geen optie meer, de pot komt steeds voorbij,
Het
kan niemand meer ontgaan, ze heeft de kakkerij
Het
doorgaans opgewekt gezicht, van zij die moeten zorgen,
Kijken
langzaamaan vermoeid, verlangend naar de morgen.
Komt
nog bij dat de oude vrouw haar stoelsessies
ten spijt,
De
verpleegster letterlijk achtervolgt met haar vergeetachtigheid.
De
volgende dag, na pillen prikken en ontbijt
Moet
ook mijn buurman zijn ongerustheid kwijt
Onrust in zijn lijf, hij kan zich niet verweren
Ook
hij moet net als die mevrouw
Het
toilet geregeld fêteren
Mijn
buik borrelt ook, het voedsel gaat vergassen
Papieren
back-up in mijn broek, ik laat me niet verrassen
We
gaan op zaal gedrieën, in een soort quarantaine
’S
nachts moet dan mijn bed verschoond geeft een gevoel van gêne
Gelukkig
kan ik op cruciale momenten mijn drangen controleren
Zodat
mijn hartprobleem, daar kwam ik voor
Alsnog
is te bezweren.
Zondag 25januari 2009
De Wachtkamer
Verslag van een dag.
Ongeveer 6x7 meter. Dat is de leefruimte waar zich alles
afspeelt. Het ziekenhuis, grote ramen zonder gordijnen op het oosten. Uitzicht
op de besloten tuin van Akerendam, vroeger
bereikbaar voor revaliderende zieken, nu afgesloten van de buitenwereld.
Morgens vroeg, als het ziekenhuis wakker wordt is het nog
donker. De bomen buiten worden van onder af belicht.
Achter het grijze filigrein van de kale wintertakken branden de ponskaart ramen van Nieuw
Akerendam.
Ons raam bevind zich precies boven de ingang van de
spoedeisende hulp, waar ambulances af en aan rijden, vandaar die
boomverlichting.
Die zijn nu kaal, en worden bewoond door horden kraaien, die
iedere keer, als er beneden wat gebeurd, met veel kabaal op vliegen, en later
weer terugkeren.
Plusminus 07.30
Op de gang nadert het ziekenhuis personeel, luid en klaar
wakker.
“Goede morgen”klinkt het opgewekt, ik doe het licht aan
hoor”.
Als het licht aan gaat, is het ook goed licht! Ik krijg geen
kans, slow starter als ik ben, om geleidelijk aan wakker te worden. Er wordt
direct luid gepraat, niks voor mij, ik heb meer tijd nodig.
Op bed een ligt meneer van der Kolk, Wim voor intimi, die
meteen klaar wakker is, op het oog zeer opgewekt en aanspreekbaar.
Daarnaast meneer Hong, een kleine Chinese man, gisteren binnen gekomen. Uit de
gesprekken die ik hoorde van vrouw en dochter, iemand die voorschriften en
beperkingen op alle mogelijke manieren probeert te omzeilen.
Naast mij meneer Zonneveld. Jan Zonneveld is een echte
Heemskerker met een luide gorgelende hoest, en een regelmatige winderigheid die
steeds met opgewekte reacties van v.d. Kolk worden begroet.
De eerste zuster stelt zich voor, maar ik ben de naam gelijk
weer kwijt.
“U krijgt alleen bloedverdunners meneer, en een prikje in de
buik”. Zo’n prikje voel je niet, alleen daarna, dan gaat het branden,
maar dan is de dader al met de noorderzon verdwenen.
De volgende zuster is Sophie, een donkere, wat fel ogende
tante. Zij heeft het rode boek, waar alles in wordt genoteerd. Haar eerste
vraag is of ik al naar de wc ben geweest. Nou, niet dus. Vanaf donderdag heb ik
alles opgespaard. Niet mijn gewoonte, regelmatige stoelganger die ik altijd
gewend ben te zijn. Het bekertje met een opwekkend! middel daartegen heeft nog
geen effect gehad.
“Is de fysiotherapeut al geweest?”, haar volgende vraag. Die
heb ik namelijk nog steeds niet gezien. Volgens het ziekenhuis schema voor
hartpatiënten zit ik in een vijf dagen traject, gewoonlijk te beginnen met dag een.
Dus als die therapeut niet komt, schuift, in mijn logische redenering, ook dag
een steeds op, geen positieve ontwikkeling lijkt me.
Na op de
hartbewaking te zijn opgenomen afgelopen donderdag, kwam ik de volgende dag “op
zaal”, zeg maar 40 vierkante meter wachtruimte, want dat is wat gebeurd. Je
wacht, op alles wat komen gaat, wat beloofd is, wat verschoven wordt, het
ontbijt, koffie, pilletjes, bezoek, opnieuw pilletjes, er wordt wat afgewacht,
iedere dag weer.
Mijn bloeddruk wordt gemeten, maar omdat ik het naadje van
de kous wil weten, gaat het de eerste keer mis, in herhaling kom ik weer in de
voor mij bekende waarden, lage boven en normale onderdruk. Mijn hartslag is
volgens hen die het weten kunnen, normaal
aan de lage kant, ik ben blijkbaar de rust zelve.
Het eerste deel is afgesloten, maar wordt al snel gevolgd
door de rijdende catering, twee karren, waarvan een met drank (koffie, thee,
melk, jus ‘de orange, water) en een met het ontbijt.
Het is zondag, dus is er zowaar een gekookt eitje bij. Ik
weet niet waar ik al dat eten moet laten, 3 dagen niet toiletten maakt de buik
vol. We doen het met een yogurtje, melk en een peer. Ondertussen hoor je de
verhalen aan, in principe herhalingen van wat je al eerder hebt gehoord.
De ambulance van Wim v.d. Kolk die niet wil rijden zoals
beloofd, en is daarmee weer een halve dag verder. Hij is opgewekt en zeer
behulpzaam, maar tussen de regels merk je, dat zijn onzekerheid over zijn
onduidelijke behandeling hem geen goed doet.
Meneer Hong sloft gebogen voorbij, sjouwt met een kastje die
zijn ademhaling controleert, moet daarom een paar keer heen en weer omdat voor
andere dingen, zoals een handdoek meenemen, een derde hand nodig is. v.d.
Kolk is reddende engel.
Toen meneer Hong binnen kwam, begeleid door zijn vrouw en
dochter, lag hij als een klein opgerold vogeltje in bed. Duidelijk was dat zij
hier meer waren geweest, plantje, fruitmand, koffertje, ze waren op herhaling.
Uit de gesprekken maakt ik op dat meneer Hong daar zelf in hoge mate schuld aan
had. Hij zou zich niet aan de regels hebben gehouden, smokkelde met dieet
voorschriften en heeft nu teveel vocht dat moet worden afgevoerd.
Meneer Zonneveld zit
op een stoel naast zijn bed, een beschadigd been rust op een prullenbak. Zijn
wind productie gaat onverminderd door.
Ik besluit mij wat
op te frissen als onderdeel van het hoofdstuk hygiëne. En zowaar, het drankje
van de vorige dag gaat zich waar maken, nog wel niet fanatiek, maar een begin
is er.
Volgende traject,
bovengaand stemt optimistisch, we gaan weer aan de koffie, vol verwachting
klopt mijn minder valide hart.
Even later komt
Henny, een vriendelijke man, die de lang verwachtte fysiotherapeut bleek te
zijn. Hij vertelde hoe de behandeling in zijn werk zou gaan en we maakte een
wandeling door de gang. Omdat ik mij ei kwijt wilde, praatte ik honderd uit,
waarop hij concludeerde dat ik last had van kortademigheid, lopen en praten
tegelijkertijd bleek nu een probleem, afijn, we zitten in het officiële
traject, morgen komt hij weer.
De koffiedames
blijken cake in het zondags pakket te hebben, het werd zowaar gezellig.
Meneer Zonneveld,
81, blijkt heel wat te verduren gehad te hebben, de nodige operaties in het
AMC, ligt hier al een aantal weken en moet voortdurend oefenen met ademhalen,
hetgeen hem veel moeite kost. Ondertussen blijkt hij toch nog wel wat te
vertellen te hebben. Woont in ons
Heemskerkse deel van het Noord-Hollands Duinreservaat,
in een van die huizen onderaan de Kruisberg en daar is natuurlijk wel het een
en ander over te vertellen. Van oorsprong uit Castricum, woont hij daar nu al
zo’n 65 jaar, altijd werkzaam geweest bij het PWN en uiteraard volop met
pensioen: “mijn tuin loopt van Wijk aan Zee tot Bergen “. Een aimabel en
redelijk laconiek persoon ondanks alle fysieke beperkingen.
Hele gesprekken met Wim v.d. Kolk aan het tafeltje tussen de
bedden variëren van gemeente politiek tot kleinkinderen, alles komt aan bod.
Nieuw hoofdstuk, de lunch, weer een welkome onderbreking, maar
evengoed onderdeel van deze ziekenhuis sleur.
Een man op de gang verheft zijn stem, “ik ga naar huis”!
Hij had er zeker genoeg van, al dat
wachten en opschuiven. Duidelijk niet tevreden, of hij ook inderdaad naar huis
is gegaan weet ik niet, mijn wereldje is maar klein, 6x7 meter.
Verderop in het ziekenhuis ligt een man te schreeuwen, op de
hartbewaking had hij ook al veel kabaal veroorzaakt.
Volgens Sofie heeft de man een hersenbeschadiging, hij moet
constant in de gaten worden gehouden want hij doet de vreemdste dingen. Een
zware klus voor hen die hem op de afdeling hebben. Ze hebben hem verplaatst
naar een eenpersoonskamer, zo ver mogelijk weg van de verpleegafdelingen, maar
zijn stem is duidelijk hoorbaar.
Lunchen is een ritueel waar weinig variatie in zit, of het zou de
soep moeten zijn. De soep van vandaag is voor mij van mindere kwaliteit, hij
smaakt, zoals een hakkenbar ruikt, maar hij is wel warm, al had ik wel een
balletje minder dan Wim!
De dame van de catering vertelde
dat het een gezonde soep was, daarmee onbewust onderstrepend dat alles wat
lekker is bijna per definitie ongezond moet zijn.
Wandelen op de gang, een klein rondje om het lopen niet te
vergeten, waarbij ik alle mededelingen en waarschuwingen al diverse keren heb
gelezen. Er staat ook een vitrine met hartmodellen en de te vervangen
onderdelen. Een draadbuisje, waarvan er achteraf twee bij mij zijn geplaatst,
een zogenaamde “stent”. Met een prijskaartje: 1500 euro! Je ziet het er niet
aan af maar ik weet nu ook hoe dat in zijn werk gaat, en dat is geen pretje!
Diverse pacemakers die ook hier een evolutieproces hebben ondergaan, net als de
mobiele telefoon, van koelkast naar knoopformaat.
De dag draait door, buiten schijnt de zon en hier gaat alles
letterlijk zijn gangetje.
Weer het lopend, eigenlijk moet ik zeggen rijdend, buffet met
warme en koude dranken, kijken naar de klok, bezoek over een uurtje.
Een verpleegster, Anja, die, toen ik zei dat ik haar naam alweer
was vergeten, mij waarschuwde dat ik niet te veel moest vergeten, want dan kon
er wel eens een andere dokter bij mij komen, ik kon haar humor wel waarderen,
komt met het rode boek en verteld hoe het verloop van mijn verblijf er uit gaat
zien, en doet de onthullende mededeling dat ik weer snel naar huis mag. Ik
reageer verbaasd, maar laat mij niet gek maken. Maar goed ook, want direct
daarna zag ze een vergeten datum die dit misverstand had opgeroepen. Mijn
vergeetachtigheid was hiermee dan ook weer gecompenseerd. Uiteindelijk blijkt
dat alles loopt volgens het boek, vijf dagen plus dag nul, de opnamedag.
Dus woensdag/donderdag naar huis.
Ik heb Christien om mijn
koptelefoon gevraagd. Om mijzelf een beetje af te kunnen sluiten van het
geroezemoes en achtergrond lawaai. Eén
patiënt heeft de hele dag een zo’n handradio aanstaan. Ziet er uit als
een afstandsbediening waar ook de alarmknop op zit. Als je niet hetzelfde
station aan heb, is het een irritant achtergrond geruis. Er was er zelfs een
die dat ding tot ’s avonds laat liet spelen, achteraf bleek hij hem zelf niet
eens te horen. Zijn dochter had hem aangezet!
Het bed is een verhaal apart. Er
zitten zoveel instelmogelijkheden op, dat een onwetend patiënt bij verkeerd
gebruik wel eens ingeklapt, als een cartoon, voeten en hoofd er bovenuit klem
zou kunnen komen. het bed heeft een toepasselijke naam, Enterprice!
Het heeft even geduurd en een verbogen ladehandvat gekost voor ik
deze slaapmachine onder de knie had. Toen ik het hoofdeinde liet zakken, begon
hij te protesteren, hij was blijven steken op de bovenste lade van mijn kastje,
zat meteen muurvast. Hij moest eerst weer omhoog om te kunnen zien dat de
bovenste handgreep enigszins verbogen was. Gelukkig functioneerde alles nog
naar behoren, tandenborstel, zakdoek en telefoon waren nog bereikbaar.
Bezoek loopt weer voorbij, en ook binnen, Kamertellende moeders
met vragende kinderen vullen de gangen. Zoekende hoofden kijken om de hoek, hoe
gaat het, gaat het een beetje, lukt het allemaal, geijkte vragen aan de al dan
niet lijdende mens. Je verblijft tenslotte niet voor niets in een ziekenhuis
nietwaar?
Volgens Christien waren haar vader samen met haar broer en
schoonzus van plan om deze middag even langs te komen, en daar ik de gedachte
huldig dat je in bed geen kleren hoeft te dragen werd ik er fijntjes op gewezen
dat een ziekenhuis niet te vergelijken is met een thuissituatie. Dus moest ik
wel redelijk gekleed in bed zitten.
Waarvan akte, en al schrijvende wachtte ik op de dingen die gebeuren
gingen, hoorde verhalen van andere bezoekers en keek op de klok – de
wachtkamer!
Christien zou vandaag naar den Haag, naar haar dochter. Zou
waarschijnlijk, als het verkeer meezat nog halverwege de bezoektijd terug zijn.
Ik had haar vroeg gebeld met het verzoek mijn koptelefoon met MP3 speler mee te
nemen.
Om half vier stapte ze binnen, met
waar ik om had gevraagd, plus een Stephen King boek voor de broodnodige
ontspanning, ”Duma”.
Bleek dat haar broer richting een
griepje ging en daarom het risico niet wilde nemen om ziek op bezoek te gaan.
Oké, het zij zo, vond het wel jammer dat vader Kees daarom ook niet kon komen,
ik weet dat hij dat graag wilde. Haar
bezoek was dan ook vrij kort, maar Christien kennende zou ze met het
zeven uur bezoek weer komen.
En zo rollen (wachten) we een
volgend alinea binnen.
Eerst nog een prik in mijn buik die langzamerhand een groot blauw
aanzicht begint te krijgen, en een discussie met de verpleegster van dienst,
Sophie, over het al dan niet dood zijn van mijn favoriete schrijver Stephen
King en over naar de volgende fase:
Dinnertime.
’s Zondags géén keuzemenu.
Het werd varkensfilet, broccoli en
gebakken aardappeltjes. Het rook goed, en zo smaakte het ook. Een 7 plus en de
kok mocht blijven. Alleen de volgende keer eerst het touw van het varken zijn
nek halen.
IJs toe, toe maar. Dame Blance was de zeer hoogdravende naam voor
een plastic bakje ijs met hier en daar een chocoladevlok. Maar ach, het smaakte
redelijk.
Nog één echte verwachting te gaan, of tenminste twee, het zeven uur
bezoek en de koffie. Of zit er nog een pilletje tussen, je kunt ervan in de war
raken nietwaar?
Christien stapte met Lydie, haar
vriendin, al voor zevenen binnen, we hadden een geanimeerd gesprek.
Zo komt er langzamerhand een eind aan de zondag.
Mijnheer Hong, die zoals gezegd,
vochtproblemen heeft, maakt af en toe harde snurkgeluiden en fluistert soms een
soort ninja strijdkreet in zijn slaap, of vraagt om zuurstof. Hij lijkt mij
iemand die graag aandacht heeft, ziektetechnisch gesproken.
Koffie en pilletjes zijn inderdaad de afsluiters van de dag,
buiten een gesprek die ik nog had met Sophie, die nog even langs kwam om de
puntjes op de i te zetten en even tijd
voor een aangenaam téte a téte, zo leer je mensen kennen.
Het licht ging uit om kwart over tien, maar opnieuw hield
Duma mij in zijn greep, met mijn privé leeslamp prima te doen.
Een minpuntje moet ik kwijt. Er wordt af en toe, laat op
de avond, door het personeel wel wat hard gepraat en gelachen. Dat is soms
behoorlijk storend.
We wachten maar weer af, wat de
dag van morgen gaat brengen,
In de wachtkamer.
Sommige namen zijn in dit
verslag gewijzigd.
Infuuspaal
Ga rustig aan de haal
Met de functionele paal
Zijn kastje loopt op batterij
En als hij zonder piepen werkt
Houdt hij je rollend bij
En je beperkingen beperkt
Veel mevrouw
In het bed ligt een mevrouw
Daar is ze flink aanwezig
De zusters hebben hun handen vol
Getweeën zijn ze bezig
Zucht tussen elk woord dat ze zegt
Zakt tekens naar een kant
Gaat met een hijskraan in de stoel
En zit dan als een plant
Knikt en glimlacht als ze kan
Eet haar broodje traag
Wordt dan weer teruggelegd in bed
Haar woorden worden vaag
Ze gaat ook niet naar een toilet
Er ligt toch echt heel veel mevrouw
In dat ziekenhuis bed
Februari 2009
Nitroglycerine ?
De verpleger kwam aan mijn bed, waar ik op zat, klaar om
naar huis te kunnen gaan. Het wachten was op de laatste papieren en
handtekeningen van de cardioloog. Een was lijst aan voorschriften die mij weer
op de rails moesten krijgen. Het voelt of je jarig bent, een beetje opgelaten
ook. Het bezoekuur was al begonnen, het was druk. Christien zat naast me, ze
had de laatste spullen ingepakt, er kon weer een nieuwe patiënt worden
ingepland.
Robert Jan, de verpleger, had nog wat instructies wat
betreft het pompspray flesje dat in mijn medicijnpakket was opgenomen.
Als je een hartkramp o.i.d. voelt opkomen moet je dat onder
je tong spuiten.
“Je moet gewoon voorzichtig omgaan met het flesje, niet mee
schudden, want dan zou het kunnen exploderen”
Oei!
Robert Jan heeft een beetje humor in zijn manier van
benaderen, maar hij leek serieus met zijn mededeling.
“Wat zit er in?”
“Nitroglicerine”!
Verbaasd keek ik hem
aan, en zag meteen visioenen van hotsende vrachtwagens in een Zuid-Amerikaanse
jungle die, geladen met dat goedje, de een na de ander de lucht in gingen. De
film heet Corcerer en heeft, maar dit terzijde, een geweldige sound track.
“Dat is nogal wat, wat gebeurt er als ik met mijn tong
klak?”
Ik zag complete gebitten uit hun verband gerukt worden.
Robert Jan begon te grijnzen, zag mijn kleurrijke benadering
toch wat genuanceerder, waarbij bleek, dat zoals altijd, de soep, enz….
Toch blijven er achteraf nog wat vragen.
Als ik dit meeneem in een vliegtuig, kan ik worden
aangehouden als terrorist?
Wordt de geneesmiddelenaanvoer gedaan met munitietrucks?
Ik moet het altijd bij me hebben, moet ik er een kogelvrij
vest onder dragen?
Je ziet, een hartpatiënt heeft het maar zwaar met dat soort
problemen.
Februari 2009
Fietsen.
Wij fietsen, vrijwel
allemaal. Het wordt ons met de paplepel ingegoten.
Tweede paasdag waren we
bij onze kleinkinderen in Friesland. Mooi weer. Allemaal lekker buiten, koffie,
lunchen en spelen, een dag met een kleurig vrolijk randje.
De oudste wordt 6, en
fietst als een speer door het gras, zowel op de vier, de drie, als op de
tweewieler. En even daarna komt ze vrolijk lachend met haar zusje van 2
achterop voorbij, tot schrik van haar moeder die ziet wat de tweegiegelbekjes
niet zien, gevaar. Blauwe plekken, schrammen bulten, u noemt het, alles is
mogelijk. De jongste gaat dan maar op de vierwieler, zo’n gewone fiets met
steunwieltjes, u kent het wel. Natuurlijk zijn haar beentjes te kort dus zet ze
die hoog op het frame, en haar grote zus duwt haar rond, tot grote hilariteit
van de omstanders, lees visite, want remmen is hier uit de boze, sturen gaat
mondjesmaat, stoppen gebeurt in de bosjes. Maar om terug te komen op de
beginregel, dat zelfde kleine meisje zal over twee jaar ook zelfstandig de pedalen
roeren, over paplepel gesproken. Goed voorbeeld doet goed volgen.
Brengt mij bij mijn eigen
escapades. Fietsen gaat niet meer ze soepel als vroeger. Je komt op een
leeftijd dat het been niet meer uitbundig over het zadel wil zwaaien, en
opstappen gaat toch wat voorzichtiger, vandaar dat een damesfiets zo z’n voordelen heeft.
En dan kom je ineens in
dat kneuzenpaleis. Mijn belangrijkste onderdeel was gaan protesteren. Je wordt
onderzocht, hartfilmpjes, medicijnen, en de nazorg begint. Een van de dingen
die je moet doen om na het z.g. vijfdagen traject weer in het dagelijks leven te mogen terugkeren, is een
fietstest.
Via een overvolle
wachtkamer word je bij een vriendelijke verpleegkundige binnengeroepen alwaar
wordt verzocht het bovenlijf te ontbloten, en de dienstdoende fietsobservator
begint je plaatselijk te ontdoen van loszittende schubben met een
schuursponsje. Vervolgens word je ontsmet met prikkend alcohol, zodat de
zuignapjes waarmee je aan de elektronica wordt gekoppeld, worden geplakt zodat
ze stevig op hun plaats blijven zitten. Een
manchet om je arm wordt opgepompt, je krijgt een knijper op je vinger en
dan mag je fietsen. Er wordt gemeten in
zg. Watt waarden waarbij ik met een gemiddelde standaardwaarde na 80/82 voldeed
aan de minimale voldoende.
Ik mocht dan ook
diezelfde dag nog naar huis. Koffer ingepakt, pillen en een tas vol
voorschriften mee en het normale (nou ja, normale, als hartpatiënt dan) leven
kon weer zijn loop nemen. Dacht ik.
Die avond ging de
telefoon.
Een medewerker van de
hartafdeling, waarschijnlijk een verpleegkundige, informeerde of we de
medicatie goed hadden begrepen. Nazorg dus. Ze gaf gelijk aan dat ik eigenlijk
te vroeg naar huis was gestuurd, “de fietstest zou niet optimaal zijn geweest”. Uit voorzorg gaf ze aan nog een ander recept
naar de apotheek te hebben gestuurd, dat medicijn konden we de volgende dag
ophalen.
Een vage klacht deed mij,
twee dagen later, weer in het kneuzenpaleis belanden. Weer het onderzoek
traject, maar nu werd er, via mijn vaten, een oorzaak gevonden, dat uitmondde
in een dotterprocedure. Dit bleek positief uit te pakken zodat ik één dag na
die behandeling weer met mijn vrouw mee naar huis mocht, opnieuw met de nodige
nazorg, restricties en pillen, waaronder een fysiotherapeutisch schema.
Twee keer in de week naar de fysiotherapie in het
ziekenhuis. En daar komt de fiets weer in beeld, want in de kelder van dat
ziekenhuis staan er een aantal op rij, temidden van vele andere spier op
wekkende apparaten. Die fiets daar start je mee, samen met een aantal meer of
mindere kneuzen als je binnen komt. De tom tom wordt ingesteld op je fysieke
gesteldheid, van zwak, tot minder zwak, en niet overdrijven, want ze zijn daar
om je conditie weer op peil te brengen tot op zijn minst die van voor de opname,
voor mij alleen maar gunstig, want ik had helemaal geen conditie, die kon
alleen maar beter worden. En ik moet zeggen, dat fietsen gaat goed, en ook het
roeien, het gewicht drukken, en zelfs het lopen, beter dan ik buiten presteer
met mijn zwabberbenen met klapvoeten. Ik ga nu al de vijfde week in en gezien
het verloop kan ik zeggen dat dit fietsen geen windeieren legt. Niet dat ik nu
direct de Alp de Huez kan beklimmen, of een rondje IJsselmeer kan rijden, maar
zolang ik dit regelmatige bewegen kan doen ben ik zeer tevreden.
Van de week moest ik weer
op afspraak naar de officiële fietstest. Die van de plakkertjes en snoertjes,
computergestuurd zogezegd. Het gesprek
met dezelfde verpleegkundige als vorige keer leerde mij, dat zij nogal
verontwaardigd was over de manier waarop haar vorige test was beoordeeld. “Ik
mag patiënten die vijf dagen na een infarct hier komen niet eens voor de volle
100 procent laten trappen! Dan is 80 correct en voor mij de limiet”
Gelukkig was ze weer snel
de zorgzame begeleidster en dat stelde mij gerust.
Maar ze wilde wel haar ei
kwijt: “Ik zal daar nog wel eens over
in discussie gaan”, sprak ze gedecideerd.
Mijn test was dit keer
beter dan de vorige, sterker, ik deed het zogezegd ‘uitmuntend”. Ik voelde na
deze inspanning, met de daaruit voortvloeiende positieve meetresultaten, de
adem van de talentscout van het Rabo fietsteam bij wijze van spreken in mijn
bezwete nek!
Maar terug naar de
werkelijkheid. Nu ik met Christien van fiets ben
geruild (haar fiets reed en schakelde een stuk beter dan mijn aftandse
gazelle), en zij een ander heeft gekocht, rijd ik met een rustig gangetje door
het dorp, ruime routes kiezend om aan een redelijk aantal minuten
energieverbruik te komen. Gaat in elk geval beter dan lopen. Die kilo’s. Tja,
het blijven er meer dan we graag zouden willen. Misschien is een misdrijf wat,
dan ga ik op water en brood, alhoewel.
We doen ons best, tijd en
leeftijd in aanmerking genomen. Ik moet alleen wat doen aan de koopgewoonte van
Christien, ze koopt namelijk de meest lekkere dingen, en die eet ze zelf niet!
Zou het daar aan liggen? Je moet toch iemand de schuld geven nietwaar!
Cornelis
Geen opmerkingen:
Een reactie posten